Raad van State: KOMO vrijwillig keurmerk en dus gewoon toegestaan

Op 8 juni 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin het bedrijf Desmepol aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) had gevraagd handhavend op te treden tegen KOMO en Kiwa. De minister van BZK (onder wie de ILT ressorteert) heeft dat verzoek afgewezen. Uit de uitspraak volgt dat hij terecht niet tot handhaving is overgegaan. Dat concludeerde in 2013 ook al de rechtbank Gelderland.

Desmepol is een producent van Plastyn, een hulpstof voor beton, mortel en injectiemortel. Voor hulpstoffen voor beton, mortel en injectiemortel kan een KOMO-productcertificaat worden verkregen. Desmepol heeft voor Plastyn geen KOMO-productcertificaat. Volgens Desmepol is het onmogelijk om hulpstoffen voor beton, mortels of injectiemortels zonder KOMO-productcertificaat op de Nederlandse markt af te zetten. Zij voerde aan dat met het KOMO-productcer­tificaat in strijd met Europese wetgeving nadere eisen worden gesteld aan producten met een CE-markering. Zij heeft de minister daarom verzocht om tot handhaving over te gaan. Desmepol voerde in dat verband aan dat KOMO en Kiwa in strijd zouden handelen met artikel 6 van de Bouwproductenrichtlijn en artikel 1.7 van het Bouwbesluit. Deze richtlijn en artikel 1.7 van het Bouwbesluit zijn per 1 juli 2013 komen te vervallen door de inwerkingtreding in Nederland van Verordening (EU) nr. 305/2011 (PB 2011 L88), beter bekend onder de naam Verordening Bouwproducten of CPR (Construction Products Regulation).

Rechtbank Gelderland: KOMO certificaat niet strijdig

De rechtbank Gelderland oordeelde eerder in deze zaak dat het KOMO-productiecertificaat niet in strijd is met de CPR. Bij de beoordeling van het handhavingsverzoek gold de CPR echter nog niet. De Afdeling toetst het besluit van de minister dan ook aan de destijds geldende regeling.

Raad van State: geen overtreding Bouwbesluit

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Staten oordeelt nu dat KOMO en Kiwa door het hanteren van een privaat keurmerk artikel 1.7 van het Bouwbesluit niet hebben overtreden. Het keurmerk van KOMO heeft immers helemaal geen verplichtend karakter : het is een vrijwillig keurmerk. KOMO en Kiwa stellen niets verplicht en hebben daartoe ook niet de bevoegdheid. Zij kunnen dan ook geen overtreder van artikel 1.7, tweede lid, van het Bouwbesluit zijn. De minister kon volgens de uitspraak niet handhavend optreden en heeft daar dus terecht vanaf gezien.

KOMO content met uitspraken

KOMO is content met deze nieuwe uitspraak, nu op het allerhoogste rechtsniveau. Zij heeft steeds gesteld dat private keurmerken niet in strijd zijn met de CPR en het destijds geldende artikel 1.7 van het Bouwbesluit. Voor wat betreft de CPR ziet zij zich gesteund door de uitspraak van de rechtbank Gelderland. Dat de rechtbank volgens de Afdeling niet aan de CPR maar aan de destijds geldende regeling (CPD) had moeten toetsen, betekent uiteraard niet dat de conclusie van de rechtbank op basis van de CPR onjuist is. Voor wat betreft artikel 1.7 van het Bouwbesluit is door deze uitspraak van de Afdeling komen vast te staan dat het private keurmerk van KOMO, vanwege het vrijwillige karakter daarvan, daarmee niet in strijd is. KOMO meent, net als de rechtbank Gelderland, dat dit ook geldt onder de werking van de CPR.

Bron: Stichting KOMO


Meer lezen?
Artikel Cobouw: Fabrikant met “discutabel” KOMO-keurmerk moet vrezen voor Blok